Regisseer je eigen vraagstuk
Andere deelnemers spelen jouw casus, jij regisseert ze naar gedragsalternatieven.
Hoe
Deze werkvorm heeft als doel om een casus te onderzoeken en op een veilige manier te experimenteren met gedragsalternatieven.
Over het begeleiden van deze werkvorm:
- Leg uit dat het om onderzoek en experiment gaat.
- Stel als begeleider geen verdiepende vragen: de nadruk ligt niet op het onderzoeken van onderliggende redenen, patronen, overtuigingen en/of belemmeringen, maar op het uitproberen van ander gedrag.
- Voorkom ‘praten over’ en analyseren: zet de spelers in de actie.
- De regie ligt bij de Inbrenger. Begeleid deze waar nodig door de stappen van het onderzoek en wees zuinig met het zelf geven van tips of oplossingen.
- Vraag de tegenspelers om de regie-aanwijzingen zo goed mogelijk op te volgen. Je wilt voorkomen dat ze te zeer opgaan in hun rol of gaan overacten.
- Hou het luchtig en heb plezier. Dat helpt het experiment.
De werkvorm kent een aantal vaste stappen. Schrijf die van te voren op een flap en spreek ze met de deelnemers door. Als een deelnemer haar casus inbrengt, begeleid je haar, waar nodig, door de stappen.
Stap 1: zet je casus maar neer
De Inbrenger (X) legt haar casus uit. Voor iedere persoon in de casus kiest zij een deelnemer die die persoon gaat spelen, als eerste iemand (A), die haar rol gaat spelen en vervolgens B en eventueel C die de andere rol(len) spelen. X vertelt alles over de situatie en geeft iedere speler gedragsaanwijzingen en mogelijke tekst.
Stap 2: kijk naar je casus
De anderen spelen haar casus na. Het doel is dat X haar situatie herkent: “Ja, zo gaat het, dit vind ik lastig”. Als het nog niet helemaal naar haar zin is, stopt ze het spel en geeft extra regieaanwijzingen. Zorg er wel voor dat de vaart erin blijft.
Stap 3: regisseer je casus
Vervolgens mag X aan haar scene gaan sleutelen: als een echte regisseur geeft ze A, degene die haar rol speelt, aanwijzingen. Let op: ze mag alleen A aansturen, de overige spelers reageren vanuit hun rol op het nieuwe gedrag van B. Stimuleer X om concrete gedragsaanwijzingen te geven. Dus niet: “Wees steviger”, maar wel: “Ga rechtop zitten, spreek met luide stem , kijk de ander aan”.
Laat de Inbrenger als een echte regisseur de scene onderbreken en A aanwijzingen geven, net zo lang tot het naar haar zin is. Ze mag ook, net zoals sommige regisseurs doen, een stukje voorspelen. Als begeleider kun je haar dit ook vragen, waarmee je haar verleidt om van de veilige rol van regisseur te switchen naar speler.
Stap 4: nabespreken
De eerste 4 stappen laat je de Inbrenger zoveel mogelijk zelf doen. Bij de nabespreking neem jij als trainer het voortouw.
- Vraag de tegenspelers, nog in hun rol, hoe zij het nieuwe gedrag van A ervaren hebben: welk gedrag van A zorgde ervoor dat je anders ging reageren?
- Bedank ze voor het geboden tegenspel en geef aan dat ze weer ‘zichzelf’ mogen zijn.
- Vraag de inbrenger wat zij geleerd heeft.
- Vraag de medespelers en de observatoren wat zij geleerd hebben.
Vat tot slot een en ander samen en rond af.