Interpretaties? Indrukken? Checken!
Je eerste indruk onderzoeken; het verschil tussen waarnemen en interpreteren
Hoe
Helemaal aan het begin van de training, als de deelnemers de acteur nog niet kennen. De acteur zit voor de deelnemers. Laat ze opschrijven wat hun indruk van hem is: wat voor iemand is het, wat voor auto rijdt hij, wat stemt hij, is hij getrouwd, etc? Alles wat in hen opkomt, en ze hoeven niet 'politiek correct' te zijn.
Laat de deelnemers hun indrukken spuien; het wordt leuk als er (grote) verschillen zijn. Vraag waar ze hun indrukken op baseren.Vraag daar vooral op door; laat ze dingen in detail benoemen. De acteur geeft pas aan het einde uitsluitsel over wat al dan niet klopt.
Nabespreken op
- iedereen interpreteert voortdurend
- het verschil tussen waarnemen en interpreteren
- de kracht en het gevaar van eerste indrukken
VARIANT
Na het opschrijven van de eerste indruk, vraag je één deelnemer (A) wat hij heeft opgeschreven. A leest voor. De acteur reageert niet. Vraag A hoe hij één van die indrukken (bv de indruk die hij het belangrijkste vindt) zou kunnen controleren: wat voor vraag zou je kunnen stellen om te verifiëren of je indruk klopt? Laat de andere deelnemers meedenken wat een goede controlevraag voor die specifieke indruk zou zijn.
A stelt zijn vraag aan de acteur, die antwoordt, maar niet uitwijdt. Daarna bespreek je de controlevraag: was dit een goede vraag om deze indruk te verifiëren? Zo ja, wat maakte hem goed; zo nee, hoe zou het anders kunnen? De groep denkt steeds mee. Laat zo alle deelnemers hun belangrijkste indruk checken.
Voorbeelden:
Indruk: “Volgens mij is hij echt een mensen-mens”.
Controlevraag: Welke rol heb jij binnen je vriendenkring? Of: Als vrienden problemen hebben, bellen ze jou dan wel eens op?
Indruk: “Volgens mij is hij heel avontuurlijk”.
Controlevraag: Wat voor dingen doe jij in je vakanties?