Skip to main content

Hoe

Maak groepjes van vijf deelnemers. Vraag A om zo dadelijk iets te vertellen over iets dat echt gebeurd is, waar hij zelf bij betrokken is geweest en waar hij een duidelijk gevoel bij heeft, zoals trots, blij, teleustelling, fascinatie, etc. 

Terwijl A zijn verhaal voorbereidt, Geef jij B, C, D en E de volgende instructie: ( zorg dat A dit niet hoort!) 
B: jij luistert naar de inhoud van A's verhaal: wat zegt hij precies? Je moet het straks kunnen navertellen
C: jij luistert naar de structuur in zijn verhaal: is er een agenda; waar begint hij mee; zit er een lijn in; gaat hij van de hak op de tak; etc?
D: jij luistert naar de taal van A: wat voor woorden gebruikt hij om bijvoorbeeld iets uit te drukken of kracht bij te zetten? Noteer specifieke woorden, bijvoeglijke naamwoorden; metaforen (toen gingen bij mij de luiken dicht); etc.
E: jij observeert A’s non-verbaal. Noteer mimiek, gebaren, stemverheffingen, spreektempo, wat doen zijn ogen; etc.Bedenk welk gevoel daar uit spreekt.

Nadat A zijn verhaal heeft gedaan, vertellen B, C, D en E wat ze gehoord of gezien hebben:

  • Vraag alle deelnemers, inclusief A, wat deze oefening hen oplevert.
  • Bespreek wat je hiermee kunt in gesprekken: mensen communiceren op al deze niveaus en daar kun je naar leren luisteren.
Carrousel:

Draai door, waarbij steeds een andere deelnemer de verteller is. Deze weet nu waar op gelet wordt, maar dat maakt voor de oefening niet uit, mits het een waaargebeurd verhaal is waar hij een oprecht gevoel bij heeft.

Bespreek iedere ronde na. Waarschijnlijk gaan de deelnemers op steeds meer niveaus kijken en luisteren.

Bron: Jan Jacobs, Respectief


Vragen?

Ons team staat voor je klaar!

020-422 1323
UP